donderdag 26 april 2012

2D les beeldende vorming


BASISPLAN
Gegevens student                                                                       
Gegevens doelgroep
Chantal den Boef, Charlotte vd Lans,                                     Groep: 4
Angela Segers en Ashley vd Bent                                             Aantal lln.: 20
Klas PLV1C


Opdracht
De lln. maken een fantasiedier van papiersnippers . Zij leren hierbij de scheurtechniek.

Betekenis
Het thema is dieren. De lln. kunnen associatie maken met de dieren die ze al kennen. Ze kunnen de eigenschappen van deze dieren combineren en verwerken in hun eigen ontwerp van het dier. We gebruiken hierbij een filmpje over dieren. 

Activiteit
De lln. krijgen restjes gekleurd papier. Ze gaan hier stukjes van scheuren. Het stukje papier moet aan alle kanten gescheurd zijn. Daarna mogen de lln. met deze stukjes hun dier op papier vorm gaan geven.

Vorm
Aan het beeldaspect compositie wordt specifiek aandacht besteed. Hoe ga je de stukjes op je blad plakken? Verspreid over het vlak of juist centraal? Dit wordt besproken tijdens de instructie.

Materialen
·        Verschillende kleuren papier.(restjes)
·        Lijm
·        Een groot kartonnen vel waar ze de stukjes op kunnen plakken.

Beschouwing
We laten de kinderen een stukje film zien waar verschillende soorten dieren op te zien zijn, zodat we ze kunnen inspireren met eigenschappen die dieren kunnen hebben. We kiezen voor dit film fragment, omdat dat bij de belevingswereld van de kinderen past en het ze motiveert om zelf aan het werk te gaan.
Daarna hebben we verschillende soorten dieren op een rij gezet. Wat valt je op aan de nek van de giraf? Welke textuur hebben de manen van de leeuw?
Het product dat de kinderen gaan maken is een fantasiedier. De vormen die het dier krijgt. Het wordt gemaakt van papier.

Werkwijze
De kinderen leren dat scheuren een techniek is die je kunt gebruiken tijdens de beeldende vorming lessen om mooie en verschillende vormen te maken.

Onderzoek
Ik wil dat de kinderen leren hoe je met de scheurtechniek mooie vormen neer kan zetten. Ook kunnen zij door met verschillende kleuren te werken experimenteren.




LESFASEN

Organisatie
Het materiaal dat van te voren klaar moet worden gezet:
·       * een inleidend filmpje moet klaargezet worden op het bord.
·     *    Lijm
·      *   Vellen gekleurd papier
·        Grote kartonnen vellen, voor ieder kind 1. (A3)
Ik hanteer tijdens de inleiding de instructievorm. Leerlingen luisteren naar de instructie en kijken mee naar het inleidende filmpje over dieren wat wij daarna even bespreken.
Daarna mogen de kinderen zelf werken. De kinderen werken zelfstandig aan hun tafeltje. Ik laat de materialen waar de lln. mee werken aan ze zien. Ook leg ik de techniek scheuren uit, want het is niet de bedoeling dat je een strook scheurt en opplakt. Het stukje moet aan alle kanten gescheurd zijn. Dit demonstreer ik aan de lln., zodat zij weten hoe het moet en welk effect het geeft om met deze techniek te werken.

Oriëntatie
De les wordt ingeleid met een kort filmpje. In het filmpje zijn verschillende dieren te zien. Dit is goed om ideeën op te doen voor het fantasie dier wat zij willen maken. De vragen die ik beantwoord zijn; Met welke materialen werken we? Waarom werken we met deze materialen? Hoe gaan we deze materialen gebruiken? Wat is de opdracht en aan welke eisen moet het voldoen?
Instructie: Wij gaan vandaag aan de slag met de beeldende vorming les. Deze sluit helemaal aan op deze thema week over dieren. Zoals jullie weten zijn er een heleboel verschillende dieren. Die er allemaal verschillend uitzien. Ze zijn allemaal ergens goed in en hebben allemaal handige dingen aan hun lijf. Neem bijvoorbeeld het hert die heeft een gewei/ tijgervork om zich te kunnen beschermen tegen anderen gevaarlijke dieren. Jullie gaan nu je eigen dier maken. Jullie mogen zelf verzinnen wat je handig vind wat een dier kan. Dit doen we d.m.v. scheuren. Jullie krijgen straks gekleurd papier. Hier ga je stukjes van scheuren. Niet zomaar stukjes, nee het stukje moet aan iedere kant gescheurd zijn. Dit demonstreer ik. Zo kunnen ze goed zien wat de bedoeling is van het scheuren en welk effect het geeft. Daarnaast geef ik ze de tip om eerst de stukjes te scheuren, daarna goed neer te leggen en uiteindelijk op te plakken. Ook spreek ik ze aan op het lijm gebruik. Let op een klein beetje lijm is al genoeg!

Uitvoering
Na deze informatie mogen de kinderen zelf aan de slag. Ze moeten zich tijdens het knutselen wel afvragen; Zijn de stukjes papier aan alle kanten gescheurd? Welke vorm krijgt mijn dier? Welke kleuren gebruik ik daarvoor? Ik denk dat de lln. hulp nodig hebben bij het bepalen  van de vorm van het dier en enkelen misschien nog met het scheuren. Daarvoor loop ik rond in de klas. Ik let op de manier hoe kinderen werken.  Zijn ze gemotiveerd en hebben ze veel inzet getoond. Daarnaast vind ik het belangrijk dat ze de scheurtechniek hebben gebruikt en als laatste eis wil ik hun creativiteit in het dier  terug zien. Heeft het dier een aparte vorm? Is er creatief met kleuren gewerkt enz.

Nabeschouwing
Ik sluit de les af in de kring met de lln. Ik wil dat ze allemaal hun werk even kunnen laten zien aan elkaar. Kinderen zien elkaars kwaliteiten en voelen zich door de positieve aandacht/ complimentjes/opmerkingen een competent gevoel. We kijken samen naar de vorm. Wat zien we? Zijn alles stukjes aan alle  kanten gescheurd? Is er goed met verschillende kleuren gewerkt?
 Alle werkstukjes drogen in de vensterbank. Daarna hangen we ze op het prikbord achter in de klas. Na een aantal weken gaan deze dan in het portfolio van de leerlingen.

Accenten of opmerkingen
De lln. zitten allemaal in gemengde tafelgroepjes. Ze kunnen elkaar helpen. Dit is fijn, want er is geen constante aandacht van de juf of meester. Daarnaast is er ook een extra instructietafel waar ik met een groepje kinderen aan zou kunnen zitten om te werken.
Ieder kind is verschillend. Er zijn leerlingen die ontzettend creatief zijn, waar er zo allemaal ideeën boven komen drijven. Maar er zijn ook leerlingen waarbij dit wat langer duurt en die voorbeelden of een duwtje in de rug nodig hebben. Daarom bespreken wij ook tijdens de inleiding een aantal ideeën, zodat zij hier zelf verder mee kunnen. De start is al gemaakt.



Drama les

Dieren uitbeelden (groep 6)
Inleiding
Regels:
·       Als ik in mijn handen klap is het stil
·       Kijk rustig naar de mensen die op het “podium” staan.
·       We lachen niet uit.
·       We lachen alleen als het grappig is.
·       Alles wat je op het “podium” doet is goed.
·       Tips komen pas op het einde.

De kinderen zitten in een kring. In het midden is genoeg ruimte voor het kind dat aan de beurt is.
De leerkracht wijst iemand aan, die een briefje uit de bak pakt. Het briefje wordt opengevouwen, het dier wordt gelezen, het briefje wordt weer dichtgevouwen, en het kind gaat naar het midden van de kring. Het kind beeld het dier uit dat op het briefje stond. De andere kinderen proberen te raden welk dier het kind uitbeeld. Bij het uitbeelden is het het leukste om er geen geluid bij te maken, dat zou het extra makkelijk maken. De kinderen die het weten, steken hun vinger op. De leerkracht geeft beurten. Als het dier geraden is, gaat het kind dat geweest is naar zijn stoel, en wijst de leerkracht een ander kind aan.

Kern
Ik verdeel de klas in 6 groepen. Er komt steeds 1 groep naar voren. Dan lees ik de regels van het verhaal voor en de leerlingen beelden het dan uit.

Verhaal 1: Dieren in het circus.
-    Het circus is heel leuk en iedereen danst.
-    De clown is heel grappig,  maar deze ligt op het moment te slapen.
-    In het circus zijn allerlei dieren zoals: olifant, aap, tijger, slang en een beer.
-    De dieren doen allemaal kunstjes.
-    Aan het einde van het optreden klapt het publiek.

Verhaal 2: Dieren in de wildernis.
-    In de wildernis leven allemaal dieren. Grote – en kleine dieren.
-    Een giraffe met een lange nek pakt een blaadje uit de boom.
-    Een tijger pakt een hert.
-    De zon gaat onder en de bomen waaien heen en weer.

Verhaal 3: Dieren in huis.
-    Er zijn allerlei huisdieren: honden, katten, vissen, konijnen en nog veel meer.
-    Een hond laat je elke dag uit.-    Een kat ligt lekker te slapen in zijn kattenmand.
-    Een vis zwemt lekker in zijn vissenkom.
-    Iedereen is blij met zijn huisdier.

Verhaal 4: Dieren op de boerderij.
-    Op een boerderij leven veel dieren: koeien, schapen, paarden, kippen en nog veel meer.
-    De paarden in de wei rennen rond.
-    De schapen staan in de wei gras te eten.
-    De koe wordt gemolken.
-    En de kippen pikken het eten van de grond.

Slot
Bespreking met de leerlingen over hoe ze het vonden gaan.
Wat ging er goed? Wat had  er beter gekund?
Vonden ze het leuk om te doen? Wat was er dan leuk aan?

Beeldende vorming les 3D

Basisplan
Beeldende vorming les 3D voor groep 6 of 7.
25 leerlingen in 5 groepjes van 5 leerlingen.
Het thema is dieren.

Opdracht (de beeldende probleemstelling.):
Maquette maken van een dierentuin in groepjes van 5 leerlingen.

Betekenis (waar gaat het over, wat is het thema, welke associatiemogelijkheden zie je?):
Door eerst een verhaal voor te lezen in de klas over een dierentuin motiveren we de leerlingen. Daarna gaan we plaatjes en filmpjes laten zien om dit verhaal ook te visualiseren. En zodat de leerlingen een voorbeeld hebben van hoe het er allemaal uit ziet en wat de verhoudingen van een dierentuin zijn.

Activiteiten (korte beschrijving van de activiteit/opdrachten.):
De leerlingen maken in groepjes van 5 leerlingen een maquette van een dierentuin. De leerlingen letten bij het maken van de maquette dat het op schaal is, dat ze door middel van kleur verschillende texturen en onderdelen van een dierentuin kunnen onderscheiden.

Vorm (aan welk beeldaspect wordt speecifiek aandacht besteed, welke nuance bring je daarbij aan?):
-          ruimte, de leerlingen letten op de hoogte van bijvoorbeeld dierenverblijven en letten er ook op dat de dierentuin op schaal is.
-          Textuur, de leerlingen kijken waarvan je welk onderdeel van een dierentuin het beste kan maken, niet dat bijvoorbeeld een tijgerhok van papier is.
-          Kleur, door met verschillende kleuren te werken kun je verschillende onderdelen aangeven in de dierentuin. Ook werken ze met een legenda waar de kleuren in te zien zijn.

Materiaal (welke materialen en gereedschappen laat je gebruiken?):
-          kosteloos materiaal (doosjes, sateprikkers, papier, karton enzovoort.)
-          lijm
-          schaar
-          plakband
-          houtlijm

Beschouwing (wat laat je de kinderen zien in verbang met een ‘beeldrijke start’, welke vragen stel je daarbij? Kinderen moeten geïnspireerd worden t.a.v. het onderwerp. Kinderen moeten geïnformeerd worden over de eisen van de opdracht: beeldaspect.):
Door plaatjes te laten zien weten de leerlingen hoe een dierentuin er precies uit ziet en is het verhaal waar we de les mee  beginnen gevisualiseerd. Op de plaatjes zijn duidelijk kleur en ruimte te zien, textuur kun je niet altijd goed zien op een plaatje, dit is dus belangrijk om er bij te vertellen, zodat de leerlingen ook met dit beeldaspect rekening houden. Vragen bij de plaatjes en het verhaal kunnen zijn: welke vormen zijn er voornamelijk in een dierentuin? Welke kleuren zie je? Welke texturen denk je dat er voornamelijk worden gebruikt in een dierentuin?

Werkwijze (welke technieken en werkwijzen laat je de kinderen toepassen? Wat moet je demonstreren?):
De leerlingen leren hoe ze moeten ontwerpen op schaal, en dat kleuren en texturen heel belangrijk zijn wil je verschillende onderdelen van een dierentuin kunnen onderscheiden van elkaar. En dat je daarvoor ook een goede duidelijke legenda nodig hebt. Ik demonstreer plaatjes waar goed de kleuren en texturen op te zien zijn, maar ook waar goed de grootte van bepaalde onderdelen in een dierentuin is.

Onderzoek (op welke onderdelen wil je dat er variaties onderzocht worden? = experimenteren):
De leerlingen onderzoeken welke materialen je het best kunt gebruiken voor het beeldaspect ruimte. Ook onderzoeken de leerlingen hoe je verschillende onderdelen kan weergeven met een bepaalde textuur of ook wel, welke textuur is het beste?

Lesfasen
Organisatie (wat moet er van te voren worden klaargezet? Welke organisatievorm hanteer je m.b.t. de groepering van de leerlingen? Wanneer laat je welk beschouwingsmateriaal zien? Hoe komen de leerlingen aan hun materiaal en gereedschap?):
Van te voren moet sowieso overal kosteloos materiaal vandaan worden gehaald. Je kunt ook een week van te voren vragen of de leerlingen kosteloos materiaal willen verzamelen. Al het materiaal wat de leerlingen mogen gebruiken moet vooraan in de klas op 1 tafel staan, zodat het voor de leerlingen duidelijk is wat wel en niet gebruikt mag worden. De leerlingen zitten in groepjes van 5, en in deze groepjes maken ze ook de maquette van de dierentuin. Aan het begin van de opdracht leg ik alles uit, en laat ik ook alle materialen zien de leerlingen kunnen en mogen gebruiken bij deze opdracht.  

Orientatie (hoe wordt de les ingeleid? Wat zijn je vragen en antwoorden bij het beschouwingsmateriaal? Hoe luiden de instructies waarmee je ze aan het werk zet en wat laat je daarbij zien?):
Ik begin de eerste les met een verhaaltje over een dierentuin. Hierna vraag ik aan de leerlingen wie er al eens in een dierentuin zijn geweest en wat ze ervan vonden. Ter verduidelijking van de opdracht laat ik nog wat plaatjes zien om het verhaal te visualiseren. Daarna leg ik de opdracht uit, wat mag wel, wat niet, welke materialen kun je gebruiken.

Uitvoering (welke reflectievragen stel je de leerlingen tijdens de begeleiding? Waarmee verwacht je dat ze hulp nodig hebben? Welke minimumeisen hanteer je (zie doelen) tijdens de begeleiding?):
Bij de onderdelen die op schaal moeten worden gemaakt bij het beeldaspect ruimte, kan het zo  zijn dat de leerlingen extra hulp nodig hebben als ze er zelf in hun groepje echt niet uit kunnen komen. Deze extra begeleiding zal ik ze dan ook aanbieden. Terwijl de leerlingen druk bezig zijn, loop ik rond alle groepjes of het lukt, of ze al ideeën hebben voor de rest van de maquette, waar ze hulp bij nodig denken te hebben.

Nabeschouwing (hoe organiseer je de overgang werk nabeschouwing? Waar laat je (welk) werk en de leerlingen? Welke vragen stel je of welke kijkopdrachtjes geef je om met de kinderen te zien of de doelen zijn bereikt?):
Als alle groepjes klaar zijn kunnen de leerlingen de werkjes in de vitrinekasten laten zien aan de ouders. Tijdens het werk vragen of de leerlingen weten hoe ze het beste bepaalde beeldaspecten kunnen doen.

Accenten of opmerkingen (op welke manier besteed je aandacht aan de leeftijd en de verschillen tussen de leerlingen? Wat verwacht je op het gebied van samenwerking en zelfstandigheid?):
Tussen de verschillen van de leerlingen besteed ik niet heel veel aandacht, want de leerlingen zitten in groepjes van 5, waarbij de leerlingen elkaar kunnen helpen. In elk groepje zitten wel sterke en zwakke leerlingen die elkaar kunnen helpen. Dat is meteen een deel samenwerking en de zelfstandigheid is dat de leerlingen zelf naar voren in de klas kunnen komen en daar de materialen kunnen pakken.

De verliefde stieros (muziekles)

Muziekles (groep 6)

Inleiding
(zingen)Dit liedje leren we aan door eerst het liedje voor te zingen.
De kinderen zingen dan de herhaling van het refrein mee.
Loopt dit goed? Dan zingen ze het hele refrein.


Kern
Loopt dit allemaal goed? Zingen ze het hele lied mee.
Voor het aanleren zetten we de coupletten op het bord.

Tijdens het refrein van het liedje de verliefde stieros gaan we gebruik maken van instrumenten.

(luisteren)Tijdens het liedje wordt er geklopt en olè geroepen.
De leerlingen klappen het ritme op de aangegeven plaatsen mee.
Daarna roepen ze ook olè. En zwaaien ze met 1 arm de lucht in.

(muziek maken)Eerst klappen we op de maat mee. Alle vier de tellen.
Dan gaan we met onze vingers knippen om de eerste en derde tel.
Gaat dit goed? Dan splitsen we de groep in tweeën. De ene helft gaat klappen de andere helft gaan met de vingers knippen op de maat. (alleen met het refrein)

Slot
Om er een mooi einde van te maken, krijgen een aantal leerlingen een claves en slaan hiermee de vier tellen maat. De andere leerlingen in deze groep klappen door.
Een aantal leerlingen uit de andere groep krijgen een tamboerijn zij slaan op de eerste en derde tel met de tamboerijn.
De instrumenten schuiven door tot alle leerlingen zijn geweest.

Drama intorductiestuk


Wij hebben de drama inleiding naar onze eigen hand gezet en er humor aan toegevoegd. Dit zorgt ervoor dat het stuk ook geschikt is voor de bovenbouw. Daarnaast hebben wij ook veel momenten met interactie ingebouwd om de kinderen bij het stuk te betrekken. Wij hopen dat jullie net zo enthousiast worden als wij al zijn!

Drama
Personages:
Ashley: verteller
Chantal: hert, jachtluipaard
Charlotte: olifant, muis

 Angela: tijger


Verteller: Op een ochtend kwam er uit de jungle een pasgeboren kleine tijger, die een enkel idee had van wat er in de wereld te zien was. Hij had een hele tijd gelopen en een geweldige honger gekregen, toen er van de andere kant een hert kwam. De tijger wilde het hert grijpen en opeten. Maar omdat hij nog nooit een hert had gezien en niet wist wat een hert allemaal kon, ging hij eerst op hem af om dat uit te vinden.
Tijger: mijn beste vriend, wat is het nut van dat ding dat op je hoofd groeit en wel een struik lijkt.
Verteller: Het hert wist dat de tijger van alle dieren de gemeenste vijand was en dat hij met zijn vraag vast niets goeds in de zin had, dus hij antwoorden…
Hert: kleintje, je wilt toch niet zeggen dat je deze tijgervork op mijn hoofd nog niet kent.
Tijger: waar dient die tijgervork dan voor?
Hert: een tijgervork gebruik je natuurlijk voor het eten van tijgers. Wanneer ik een tijger heb gegrepen prik ik dat stuk vlees van zijn lijf dat ik wil opeten. En wat er na de maaltijd overblijft dat hang ik ook aan mijn tijgervork, in afwachting van de volgende maaltijd.
Verteller:  toen de tijger dat hoorde, schrok hij wel even. Omdat hij ook de stippen op het lijf van het hert zag, vroeg hij.
Tijger: wat is het nut van die stippen op jou lijf?
Hert:  dat zijn de merktekens voor de tijgers die ik heb opgegeten. Telkens wanneer ik een tijger heb gegeten, maak ik er weer 1 bij, omdat ik met mijn vrienden een wedstrijd doe wie de meeste tijgers kan vangen.
Verteller: toen onze tijger dit had gehoord werd hij nog banger. Het hert nam daarop een dreigende houding aan. En begon luid te brullen. En de tijger die zag dat de situatie zich onrustig ontwikkelde en vluchtte snel naar huis. Zodra de tijger thuis was, probeerde te slapen, maar hij moest steeds aan het hert denken.
het was stil in de jungle. Alle tijgers lagen te slapen, ze snurkte heel hard. De tijger besloot weg te lopen, niemand hoorde hem nu toch. Hij wilde aan het hert laten zien hoe stoer en groot hij was,  dus dat hij geen klein tijgertje was. Heel zachtjes sloop hij voorbij  de andere tijgers.
Tijger: nu is het wel een geluk dat ik klein ben, nu kan ik goed weglopen om me te bewijzen tegenover hert. Waar zal ik heen gaan?
Verteller: hij liep en liep. Het was nog donker en koud. De tijger was bang. Hij hoorde wat bewegen achter de struiken waar hij vlak bij stond.
Tijger: wie.. is daar?
Jaguar: hallo kleintje, verdwaald? Ben je je moeder kwijt.
Tijger: laat me met rust!
Verteller: de tijger was zo bang, hij dacht dat hij zou worden opgegeten. Zouden zijn ouders hem al missen? Maar wacht wat is dat nou… Het is onwijs groot en dik. De tijger rende naar het grote dier toe.  De jaguars volgde hem niet, zij waren bang voor de olifant. Het grote dier kwam steeds dichterbij, Het dier kwam dichtbij met z’n poot en ging bijna op tijger staan!
Tijger: Pas op!
Olifant: oh sorry! Je bent ook zo klein.
Tijger: wat ben jij voor dier?
Olifant: weet je dat niet? Ik ben een olifant.
Tijger: oh oke. Ik ben op zoek naar hert. Weet jij waar ik die kan vinden?
Olifant: de herten leven iets verder op, achter die struiken. Succes kleintje!
Verteller: tijger liep richting de struiken. Maar opeens hoorde hij hard gepiep. En zag een grote roofvogel in de lucht rondjes zweven.
Muis: piep piep! Help me! Piep piep, die grote vogel wil me opeten.
Verteller: tijger sprong naar de vogel  en gromde! De vogel vloog weg.
Muis: dankjewel! Je hebt me leven gered. Wat ben jij een groot en dapper dier! Je bent mijn held!
Verteller:  de tijger was heel blij dat hij voor de muis een held was. En hij wist dat hij het hert en alle andere dieren nu aan kon.Hij had zichzelf bewezen en had een fijn gevoel!
 Hij was heel gelukkig en keerde samen met muis terug naar huis.

Beeldende vorming ons kunstwerk



Dit moesten wij tijdens de beeldende vorming les maken. Dit was een voorbeeld van een beeldende vorming les die je kon geven op de basisschool. Door aan de les deel te nemen kon je goed ervaren, wat kinderen ervaren en hoe je dingen het beste kunt aanpakken.

vrijdag 13 april 2012

Wij zaten eerst in klas PLV1H. Maar zoals iedereen ondertussen weet is deze klas er niet meer. Nu zijn wij met z'n vieren 'overgeplaatst' naar PLV1C. Hierdoor lopen wij met sommige vakken en opdrachten wat achter in vergelijking met andere groepjes in PLV1C. Dit komt ook doordat wij een andere Beeldende Vorming docent hadden, die ons andere opdrachten heeft gegeven als de Beeldende Vorming docent die wij nu hebben. Ook zaten wij in drie verschillende groepjes en hadden dus allemaal een ander thema en andere dingen/informatie op onze blog staan, hierdoor hebben wij ook een achterstand in vergelijking met de andere groepjes.